This article is only available in Dutch.
Pay per view – Thordur Hans Baldursson laat het publiek extra betalen voor het bekijken van kunst in Nieuw Dakota
Sietske Roorda, Metropolis M, 13 Augustus 2024
De solotentoonstelling (+Supplementary Fee) van de IJslandse kunstenaar Thordur Hans Baldursson begint al bij de kassa. Daar moet je niet alleen een toegangskaartje kopen, maar ook munten waarmee je een drietal kunstwerken in de tentoonstelling kunt activeren. Een pijnlijk actuele expositie, waarin kunstruimte en kunstenaar verworden tot bedelaars.
Plotseling verschijnen er allerlei vreugdevolle berichten in mijn Instagram-feed. Het ene na het andere kunstinstituut meldt jubelend dat ze voor de aankomende jaren subsidie ontvangen. Maar er zijn ook minder vrolijke berichten. Elke subsidieronde zijn er weer instellingen die een positieve accreditatie ontvangen, maar toch onder de zaaglijn vallen, zoals ook Nieuw Dakota, die na de recente subsidierondes moet vrezen voor zijn toekomst.
Ook voor de kunstinstellingen die wél geld hebben mogen ontvangen, valt te bezien hoe het kunstlandschap er over een paar jaar uit zal zien, met een extreemrechts kabinet dat uit puur venijn weer bezuinigt op kunst en cultuur en de btw op publicaties als deze naar 21% verhoogt. De solotentoonstelling (+Supplementary Fee) van de IJslandse kunstenaar Thordur Hans Baldursson geeft daar enig inzicht in.
Zijn werk begint in de Amsterdamse kunstruimte Nieuw Dakota al bij de kassa. Daar moet je niet alleen een regulier kaartje kopen, maar ook munten met het hoofd van Baldursson erop gedrukt. Je kunt voor een vaste prijs 1 of 2 munten bij je kaartje kopen. Of je kiest het VIP-arrangement, waarbij je drie munten krijgt en ook nog een drankje. Ze doen denken aan festival- of kermismuntjes. Zonder deze te kopen kun je een drietal kunstwerken in de tentoonstelling alleen in hun inactieve staat bekijken. Pas als je een muntje in de automaat werpt zie je het kunstwerk in zijn volle glorie.
De tentoonstellingstekst stelt dat we als consumenten in een kapitalistische maatschappij steeds vaker een toeslag moeten betalen. Voor een glaasje kraanwater in een restaurant, wat meer beenruimte in het vliegtuig of een ander extraatje. Filosoof Stine Jensen plaatst dat fenomeen in een breder perspectief in een kort essay dat in het tentoonstellingsboekje te lezen is. Ze vraagt zich af wat er gebeurt als deze dynamiek op de kunst wordt losgelaten en in hoeverre wij bereid zijn voor kunst te betalen: ‘Krijgt het beste kunstwerk het meeste geld? Of het kunstwerk dat mij het beste heeft weten te verleiden tot geven?’ Het zijn vragen die cruciaal zijn in een kunstveld die steeds afhankelijker is geworden van gulle gevers uit het publiek.
Tijdens de opening wordt meermaals een munt ingeworpen bij het kunstwerk Pay Per View (2024). Dan doemt er in een glazenbak een berglandschap van textiel op. Je hoeft maar even met je ogen te knipperen en het kunstwerk is alweer verdwenen. Je hebt 9 seconden: de tijd die mensen gemiddeld naar een kunstwerk kijken. Maar mensen blijven muntjes inwerpen, want wat hebben ze nu eigenlijk gezien? Jensen trekt de vergelijking met een peepshow in het tentoonstellingsboekje, en er is ook een citaat op de muur van de Amerikaanse filosoof Martha Nussbaum dat ernaar refereert: ‘The most urgent issue raised by prostitution is that of employment opportunities.’ De kunst verwordt tot iets plats en banaals, een gimmick om te consumeren. En als publiek blijf je net als bij een dagje kermis achter met een leeg gevoel en een lege portemonnee.
Die leegte doordrenkt de hele tentoonstelling. Voor een muntje wordt de vlag midden in de ruimte bij het kunstwerk Raise (2024) voor je gehesen. Een vlag is een manier om je aan de ander te tonen, zo stelt de tentoonstellingstekst. Deze vlag heeft een koele lichtblauwe kleur en is bedrukt met een wit plusteken: een verwijzing naar het Latijnse ‘meer’, een symbool voor de menselijke honger naar rijkdom en macht. Op de muur staat het befaamde citaat ‘Erst kommt das Fressen, dan die Moral’ van Bertold Brecht, waarmee hij benadrukt dat de mens zijn drang om te ‘overleven’ vooropstelt aan belangrijke existentiële vragen. Door geld aan dit kunstwerk te geven beken je kleur. Ieder ziet direct dat jij degene bent die de munt heeft ingeworpen. Na deze koele transactie, als de vlag de top bereikt heeft, komt deze direct weer naar beneden.
Het blauw in de kunstwerken en op de muren speelt zijn eigen rol in deze tentoonstelling. Veel Nederlandse bedrijven als Albert Heijn, KLM en Coolblue gebruiken de kleur om vertrouwen uit te stralen. Maar in deze tentoonstelling roept het een kilte op, omdat het gepaard gaat met het gerinkel van metaal en geld in het kunstwerk Moving Money (2024). Dit is het enige werk in de tentoonstelling waarbij je niet een muntje hoeft in te werpen om het in bedrijf te zien.
Automatisch beginnen de mechanische armen te bewegen die blikjes vasthouden met muntjes daarin, die als donaties zijn ingeworpen. Het is een verwijzing naar de orgelspelers op straat, die naast het orgel mee staan te schudden met hun collectebus, een rinkelgeluid dat onderdeel wordt van de muziek. In dit kunstwerk is de kunstenaar verworden tot bedelaar. Met elke kleine gift wijzigt het kabaal van het kunstwerk een beetje. De bewegende armen vormen samen een machine die een enorm kabaal maakt. Net als in het overweldigende kapitalistische systeem, draait hier alles om geld.
Als je maar één muntje te besteden hebt, dan is Wishing Well (2024) de beste keus. Waar mensen geregeld een muntje in een fontein gooien om een wens te doen, activeer je hier de fontein als je het muntje in de automaat gooit. Je wordt dus niet alleen getrakteerd op een klein water spektakel; je kunt ook je lot in de handen van Fortuna leggen. De wens die je doet kan in vervulling gaan, maar het kan ook tegenzitten. Het kunstwerk geeft de kwetsbare positie waar kunst en cultuur zich momenteel in bevindt weer. Zo helder als het water is, zo troebel zijn de krachten die van bovenaf bepalen hoe het een kunstenaar of kunstinstelling zal vergaan.
Helaas gaat het Nieuw Dakota ook niet voor wind. Ondanks een positief advies kregen zij twee dagen voor de opening te horen dat ze geen subsidie zouden krijgen van de overheid voor de aankomende jaren. Tijdens haar openingstoespraak zei directeur Ellis Kat, dat het betalen van een toeslag dan maar het nieuwe verdienmodel van de tentoonstellingsruimte moest worden, hoe ironisch ook. De kunst in de tentoonstelling wekt een ijskoude kilte op, maar maakt daardoor op ijzersterke wijze wel haar punt. Het voelt ook niet alsof je je geld verspild hebt; als kunstliefhebber gun je de kunstenaar en de kunstinstelling ook wel wat. Toch loop je als gulle gever niet met een fijn en warm gevoel de tentoonstelling uit. Het voelt wrang door de onbestendige toekomst die de kunst in Nederland de aankomende jaren tegemoet gaat.
De tentoonstelling (+Supplementary Fee) is tot 29 september te zien bij Nieuw Dakota