This article is only available in Dutch
De dierengolf die door de kunstwereld trekt, is nu ook beland in Dierenpark Amersfoort
Sarah van Binsbergen, de Volkskrant, 10 juli 2023
Het is tijd om te luisteren wat de dieren ons te zeggen hebben, tonen de kunstenaars die meedoen aan Wonderbaarlijke Wezens, de groepstentoonstelling waarin de relatie tussen mens en dier centraal staat. Onder meer in en om de dierenvertrekken van Dierenpark Amersfoort.
Het is druk op het maki-eiland. Samen met haar team is kunstenaar Pip Passchier bezig om de juiste plaats te bepalen van haar nieuwe sculptuur, een soort totempaal die bestaat uit vier op elkaar gestapelde cilinders in rood, roze, blauw en geel. Ze zoekt een plekje in de zon, want ringstaartmaki’s, de aapjes voor wie de Passchier het beeld maakte, zijn echte zonaanbidders. De meeste van hen zijn bij deze menselijke invasie weggekropen in de bomen van hun vaste verblijfsplek. Twee komen juist dichterbij: vanaf een boomstronk kijken ze met hun spitse snuiten nieuwsgierig toe. Hun zwart-wit gestreepte staarten zwiepen heen en weer.De vrolijke sculptuur die Passchier op een ochtend in juni installeert, is onderdeel van Wonderbaarlijke Wezens van Kunsthal Kade. Behalve in de kunsthal aan het Amersfoortse Eemplein speelt een deel van deze groepstentoonstelling zich af op een opmerkelijke plek: in het Dierenpark Amersfoort. Zeven kunstwerken van hedendaagse kunstenaars, waarvan vijf speciaal voor deze tentoonstelling gemaakt, zijn hier te zien in en om de dierenvertrekken. Van een grote neergestorte ufo van Sander van Noort bij de reuzenschildpadden, tot een houten ‘boksbal’ van Gijs Assmann bij de tijgers. Aanleiding voor deze samenwerking is het 75-jarige bestaan van het dierenpark.
De locatie van deze kunstwerken mag dan uniek zijn, het thema van de tentoonstelling, de relatie tussen mensen en dieren, is dat niet. Sinds een tijdje trekt er een heuse dierengolf door de kunstwereld. De Biënnale van Venetië stond er in 2022 al bol van de behaarde, gevederde en geschubde wezens, deze zomer lijkt die tendens naar Nederland overgewaaid. Van de vele Nederlandse dierententoonstellingen (zie kader) vallen vooral Wonderbaarlijke Wezens in Kunsthal Kade en Four Legs Good, Two Legs Bad in de Amsterdamse kunstruimte Nieuw Dakota op. Hier zijn dieren namelijk, naast onderwerp, soms ook kunstpubliek. Of, nog verrassender: kunstenaar.
Het rijke Wonderbaarlijke Wezens in Kunsthal Kade gaat over de menselijke fascinatie met wilde dieren. De tentoonstelling begint met een sprong terug in de tijd: de eerste zaal hangt vol met reproducties van historische dierenplaten, geleend van het Rijksmuseum. Sommige tekeningen zijn behoorlijk waarheidsgetrouw, andere, met name de vroegste platen uit de 15de eeuw, zitten vol creatieve verzinsels. De neushoorn kreeg een pantser, de zeeleeuw gespierde poten, een zeebeest heeft meerdere koppen. De makers van zulke prenten wilden het publiek kennis laten maken met ‘wonderbaarlijke wezens’ uit verre landen. Meestal hadden ze ze niet zelf gezien, alleen van horen zeggen. Het zijn dieren ontsproten uit de fantasie van de mens.
De verstoorde relatie tussen mensen en dieren is een rode draad in de tentoonstelling. Het slotstuk is een even bevreemdende als aangrijpende video-installatie van de Argentijnse kunstenaar Sofia Crespo. Zij maakte met behulp van kunstmatige intelligentie animaties van dieren die met uitsterven bedreigd worden, zoals de karpathoskikker en de pauwspin. De animaties lijken realistisch, maar ook weer niet: ogen staan vreemd in koppen, het aantal ledematen verandert steeds. De algoritmes die Crespo gebruikte konden geen kloppende beelden maken, omdat goede afbeeldingen van deze soorten ontbreken. Hoe, vraagt de kunstenaar, kunnen we deze dieren redden als we niet weten hoe ze eruitzien?
Mensen kijken, dieren worden bekeken. En door mensen afgebeeld. In hokken geplaatst. Beschermd, maar ook uitgeroeid. We zijn gefascineerd door dieren, zo laat Wonderbaarlijke Wezens zien, maar zien ze zelden als gelijke. In de afgelopen decennia maakten kunstenaars die ongelijke relatie, bewust of onbewust, nog explicieter door levende dieren in het museum te presenteren. Zo toverde de Griekse kunstenaar Jannis Kounellis in 1969 een galerie in Rome om tot paardenstal met twaalf levende paarden. In 1990 maakte Damien Hirst twee glazen vitrines waarin vliegen als larven geboren worden en zichzelf vervolgens te pletter vlogen tegen een elektrocuteer-rooster. Dichter bij huis liet de Nederlandse kunstenaar Tinkebell in 2008 95 hamsters in kleine plastic ‘hamsterballetjes’ door een galerie rollen.
De kunstwerken van Kounellis, Hirst en Tinkebell, die overigens niet in Kade te zien zijn, zijn behoorlijk verschillend. Toch hebben ze, afgezien van de morele bezwaren die je ertegen kunt hebben, nog iets gemeen: de makers zijn niet echt geïnteresseerd in de dieren die ze gebruiken. Die fungeren vooral als illustratie. Bijvoorbeeld van ‘een levenscyclus in een doos’ (Hirst), of van de slechte manier waarop mensen dieren behandelen (Tinkebell). Net zoals de oude prenten in Kunsthal Kade gaan deze kunstwerken vooral over de ideeën van hun makers.
In Wonderbaarlijke Wezens zie je hoe er in de kunstwereld iets kantelt: de belevingswereld van dieren zelf staat vaker centraal. Het duidelijkste is dat in de kunstwerken in Dierenpark Amersfoort, bijvoorbeeld in het houten ‘speeltje’ dat Gijs Assmann maakte voor het tijgerverblijf. Het lijkt een beetje op een wipkip, maar dan in de vorm van een stokpoppetje: ovaal als hoofd, driehoekig lijf, en onder de benen een gedeelte dat dankzij stalen veren heen en weer kan zwiepen. ‘Een mens, aan de beesten voorgeschoteld als gebruiksvoorwerp,’ aldus Assmann. Hij heeft allerlei kunsthistorische referenties in het beeld verwerkt, zo vertelt hij tijdens het installeren. Tegelijkertijd is het beeld niet alleen gemaakt met menselijk, maar ook met dierlijk publiek in gedachten. Met succes, zo blijkt uit foto’s die de kunstenaar na de opening toestuurt: daarin zie je hoe de enorme katachtigen de houten pop betasten en als boksbal gebruiken.
Het gaat wat ver om te beweren dat de dieren hier het voornaamste publiek zijn, zeker omdat het hele idee van de dierentuin is dat mensen er komen kijken hoe dieren eten, luieren en spelen. Toch staan ook de dieren hier centraal. Assmann voerde ter voorbereiding gesprekken met tijgerverzorgers om hun gedrag en behoeften beter te begrijpen. Op basis daarvan koos hij er bijvoorbeeld voor om te werken met azobehout, een houtsoort die aantrekkelijk ruikt en die sterk genoeg is voor scherpe klauwen. Zoals bij meer kunst in Wonderbaarlijke Wezens is de beleving van het beest een inspiratiebron.
Four Legs Good, Two Legs Bad in het Amsterdamse Nieuw Dakota, gaat wat dat betreft nog flink wat stappen verder. Hier zijn de dieren niet het publiek, maar zelf kunstenaar. Hammie het varken, ezel L‘Albert de Rêve, een wilde eend, een kreeftenpaar en een dauwwormencollectief, gaven via gesprekken met dierenfluisteraar Alwyn Wils hun ideeën voor kunstwerken door. Anonieme menselijke kunstenaars voerden ze uit, als ‘assistenten’ van de dieren.
In videofragmenten die bij de vijf kunstwerken hangen krijg je een idee van hoe de gesprekken met de dierenfluisteraar gingen. ‘Niets doet ertoe, behalve hoe dingen ruiken’ vertaalt Wils terwijl varken Hammie in zijn hok op een kinderboerderij vrolijk in het rond snuffelt. En dus is zijn kunstwerk een point-of-view-video waarin we Hammies neus volgen die laag bij de grond door het stro wroet. De wilde eend, gevonden op de Amsterdamse IJ-oever vlakbij Nieuw Dakota, vertelde de dierenfluisteraar dat ze zich thuisvoelt op een plek waar oever, lucht en water samenkomen. Ze kan immers lopen, zwemmen en vliegen. Haar kunstwerk is een rij rietpluimen die – aangedreven door een simpel mechaniekje - heen en weer wiegen. Ze hangen ondersteboven, alsof ze weerspiegeld worden in het water.
Het uitgangspunt van Four Legs Good, Two Legs Bad is absurd. Natuurlijk kunnen dieren geen kunstenaar zijn, kunst is een uitvinding van mensen. En wie staat hier eigenlijk centraal, de dieren of de dierenfluisteraar? Zijn de ideeën voor de kunstwerken niet vooral zijn ideeën? Iedereen kan wel beweren dat hij met dieren kan communiceren.
Dat laatste is juist het punt, vertelt curator Ellis Kat. ‘Volgens Wils kan ook iedereen in principe met dieren praten, als je maar je best doet om je open te stellen.’ Uit haar tekst in het tentoonstellingsboekje blijkt dat de tentoonstelling vooral geboren is uit frustratie over de manier waarop wij mensen met dieren omgaan. Bijvoorbeeld over Caroline van der Plas, die op Twitter schreef dat een stalbrand de ergste nachtmerrie is voor een boer, zonder een woord te reppen over de dieren die daarbij omkomen. De mens staat nog steeds centraal in de manier waarop we de wereld vormgeven. Echte nieuwsgierigheid naar de belevingswereld van dieren, eigen huisdieren misschien daargelaten, is zeldzaam.
Four Legs Good, Two Legs Bad wakkert die nieuwsgierigheid aan. Zo maken de sculpturen van gips, metaal en epoxy benieuwd naar de zintuigelijke ervaring van hun ‘bedenkers’, het kreeftenpaar. Je mag de gladde en ruwe oppervlakten met je handen aftasten, om een idee te krijgen van hoe kreeften met hun beperkte zicht en vele poten en voelsprieten de wereld ervaren. Een ontroerend videofragment waarin ezel L‘Albert de Rêve haast verliefd zijn kop tegen de schouder van dierenfluisteraar Wils legt, herinnert je er bovendien aan dat ieder dier een eigen karakter heeft.
Niet alle kunstwerken in Nieuw Dakota pakken even goed uit. Toch is deze tentoonstelling geslaagd. Als prikkelend gedachte-experiment, als oefening in verbeeldingskracht en empathie. En, net als Wonderbaarlijke Wezens, als voorbeeld van een nieuwe houding ten opzichte van dieren in de hedendaagse kunst. Kunstenaars hebben lang hun eigen verhalen op het dierenrijk geprojecteerd, nu lijkt de tijd rijp om te luisteren wat de beesten zelf te zeggen hebben.