This article is only available in Dutch.
Onder een stolp
Koen Kleijn, De Groene Amsterdammer, 7 augustus 2024
Jan Steen dreef een café, net als Aert van der Neer; Pieter de Hooch kluste bij als huisknecht, Meindert Hobbema was wijnroeier: het kunstenaarsvak was eigenlijk nooit een vetpot. Sinds Lodewijk Napoleon zijn er in Nederland structurele tegemoetkomingen voor kunstenaars, en de laatste tachtig jaar is daaruit een geweldig bouwwerk van subsidies ontstaan, dat echter bijna per definitie niet aan de vraag kan voldoen. De tentoonstellingsruimte Nieuw Dakota viel dit jaar ondanks een gunstige beoordeling buiten de prijzen.
De tentoonstelling die daar nu is ingericht door de IJslander Thordur Hans Baldursson levert sarcastisch commentaar op die financiële problematiek: de toeschouwer dient behalve de entree muntjes aan te schaffen om de werken ook echt te kunnen zien, of in werking te kunnen zien. Een commentaar met een actueel tintje, zegt de kunstenaar, want ook voor kraanwater in een restaurant of beenruimte in het vliegtuig moeten wij tegenwoordig extra betalen, allemaal heel vervelend.
Er zijn twee dingen mis met dit commentaar. Ten eerste: het concept. Je wil iets maken, of iets laten zien, en daar is geen geld voor. Pech. Deze keer is die nieuwe instelling in Zuid-Oost of Weststellingwerf of Ubach over Worms aan de beurt. Je verwijt dat ‘de politiek’, en dat is altijd raak, politici zijn immers altijd barbaren, ook al gaan ze er niet over. Het besluit leidt niet tot bezinning op de rol van dit soort kunst dan wel het instituut Dakota in de bredere gemeenschap.
Daarmee is deze tentoonstelling uiteindelijk alleen de illustratie van een sarcastische slogan. ‘Als we geen geld ontvangen vanuit de politiek, moeten we maar proberen het aan de bezoekers te vragen’, zei de directeur tegen Het Parool. Dat lijkt mij helemaal niet zo’n slecht idee, eigenlijk. Misschien is dit soort kunst in dit soort instellingen gewoon veel te goedkoop? Leven de directeur en de kunstenaar onder een stolp?
Twee: de werken zijn het geld niet waard. Baldursson is vast een getalenteerde kunstenaar, het kan zijn dat ik hem door alleen deze ene tentoonstelling onder de loep te nemen tekort doe, maar de opgestelde installaties zijn bar matig van kwaliteit. Er is een onbenullig fonteintje dat (als je je munt hebt ingeworpen) enkele seconden spuit. Er is een vlaggenmastje, waarlangs een blauw vlaggetje omhoog komt. Er is een ondoorzichtige plak glas, waar acht seconden lang een wandkleed met een IJslands landschap te zien is. Ten slotte hangen er langs een wand dertien metalen geldbakjes, die kennelijk elk kwartier in gerammel losbarsten, maar bij mijn bezoek deden ze dat niet (weggegooid geld dus). Actueel mag de slogan zijn, in de hele presentatie gaat ideetje boven inzicht, geld boven waarde, gimmick boven geest.
Vijftig jaar geleden stond in het trappenhuis van de Vroom en Dreesmann in Amersfoort (als ik mij goed herinner) een automaat met een zogenaamd apenorkest. Voor een kwartje speelde dat een minuut of wat. Een kostelijk gezicht, een bron van feestelijke verwondering, ik herinner me vooral het aapje dat de bekkens speelde. Daar had ik dat kwartje graag voor over.
De solotentoonstelling (+ Supplementary Fee) van Thordur Hans Baldursson is tot en met 29 september te zien in kunstruimte ‘Nieuw Dakota’, Amsterdam.